Peasant Autonomy
         Archive          
ga naar de vorige pagina     English     ga naar de volgende pagina
Verhaal 70

Bergstreek in Peru – rond 1920 (1)

Schaduw-poema


for bigger picture click on this photo

(Foto: JohnnyC)

Peru.

Het is een pikdonkere nacht. Luid blaffend vliegen vijf forse honden over de omheining van de schaapskooi en rennen het veld op. Ze hebben vast een wild dier gehoord en gaan het nu aanvallen. Simón Robles, een oudere boer met een flinterdunne snor en een grijs sikje, gaat met zijn vrouw en twee kinderen in de schaapskooi zitten om hun dieren te beschermen. Vossen zijn sluw; als de honden weg zijn, kunnen ze van de gelegenheid gebruik maken om een kip te pakken of een lammetje. Misschien zwerft er zelfs wel een poema rond, die best een schaap lust.
In de schaapskooi is het zo mogelijk nog donkerder dan buiten, al lichten de ogen van de schapen op als kleine gele lampjes. Simón steekt een paar cocabladeren in zijn mond, kauwt wat en begint dan, zoals zo vaak, met een verhaal. “Lang geleden woonde onze grote voorvader Adam in het paradijs. Het ontbrak hem aan niets. Overal hingen de heerlijkste vruchten en hij hoefde zijn hand maar uit te strekken om er een paar te plukken. Toch was hij niet tevreden, je weet hoe mensen zijn. Toen God op een dag langskwam, beklaagde hij zich. 'Waarom wordt het toch iedere keer nacht? Kan het niet altijd dag blijven.' 'De nacht is om te slapen', antwoordde God. 'Ik ben bang 's nachts', zei Adam, 'de dieren kunnen me aanvallen'. Daar moest God om lachen: 'Ik heb de dieren zo geschapen dat ze niemand kwaad doen, dat weet je toch wel.' 'Maar ik ben toch ongerust', hield Adam vol.”


for bigger picture click on this photo

(Foto: Vanessa Smetkowski)

Peru.

“God ging er eens op zijn gemak bij zitten en wees Adam toen op een enorme zwarte poema, achter hem. Adam schrok, want de poema stond klaar om te springen, hij had zijn bek al opengesperd. Zijn witte tanden blikkerden in de zon. Toen sprong de poema. Maar hij sprong niet óp Adam, maar over hem heen, in de lucht en was toen verdwenen. 'Kijk', zei God met een glimlach, 'het was geen echte poema, alleen een schaduw-poema. En daar ben je nu bang voor?' Vriendelijk schudde God het hoofd.”
“Zo is het met ons ook”, vervolgt Simón, “hoe vaak zijn we niet bang voor een poema, die eigenlijk niet meer is dan een schaduw-poema.” Als een hele tijd later de honden weer terugkomen zonder gevochten te hebben, kan Simón het niet nalaten te zeggen: “Het was vast een schaduw-poema.”

_______________________

Bron
Het boek Hongerige honden (1939) van de Peruaanse schrijver Ciro Alegría verhaalt van het leven van kleine boeren in het Andesgebergte.



Ga naar:
= deel 2:
Hongersnood - bergstreek in Peru – rond 1922 (2), verhaal 73.
= de volgende pagina:
De oprichting van een vakbond – een klein dorpje aan een fjord in IJsland – 1921, verhaal 71.
= de Inhoudsopgave, verhaal 70.