Nederland – 1945
Een boterham met kaas
“Sjonge jonge, wat loopt dat beest traag”, moppert Jan Tulp zachtjes voor zich uit. “Nou ja, het kan er ook niks aan doen, het heeft ook te lijden van de oorlog.” Een mager paard trekt de platte wagen waar Jan op de bok zit. Naast hem zit Michiel, een jongen van twaalf jaar, die hij zojuist is gaan ophalen in Amsterdam. Over hun knieën ligt een deken, want het is best koud. Ze rijden stapvoets door een uitgestrekte polder.
“Zie je daar dat kerkje in de verte? Dat is ons dorp. Je komt gezellig bij ons wonen”, zegt Jan tegen Michiel. Deze antwoordt niet. “Wil je een boterham met kaas?” De ogen van de jongen lichten op. Als hij even later gretig in het brood hapt, proeft hij voor het eerst sinds lange tijd weer kaas, heerlijke kaas. “Ja jongen, we zullen je eens goed vetmesten”, zegt Jan met een knipoog tegen de schrale jongen. “Je zal het best naar je zin hebben op de boerderij. Je mag Maja, ons paard, verzorgen. Het moet iedere week geroskamd worden en het krijgt iedere dag hooi. Dat mag jij haar geven en dan zal je zien dat je binnen de kortste tijd de beste maatjes bent.” Alsof Maja begrijpt dat er over haar gepraat wordt, gooit ze haar kop even omhoog.
De oorlog loopt op zijn einde. Iedereen zit te wachten op de geallieerden. In de grote steden van West-Nederland is er bijna niks meer te eten. Er is honger. Wie familie, vrienden of kennissen heeft op het platteland, probeert zijn kinderen daar onder te brengen, zodat ze kunnen aansterken. In de dorpen is ook gebrek aan alles, maar de mensen hebben er nog wel te eten. Goddank.
_______________________
Bron
In het boek Stukjes en beetjes (1965) beschrijft de Nederlandse schrijver Bernlef hoe dorpelingen een stadsjongen opvangen om hem te beschermen tegen de honger in het laatste oorlogsjaar.
Ga naar:
= de volgende pagina: Schapendieven - Sardinië, Italië – 1945 (1), verhaal 103.
= de Inhoudsopgave, verhaal 102.