Een haciënda in Peru – 1938
De Indiaanse boerenleider
Het is een maanloze nacht. Heimelijk sluipen twee donkere gedaantes langs een rij woningen. De eerste klopt zachtjes aan bij een ruw houten deur. Als die op een kier opengaat, noemt hij fluisterend hun namen. In de kleine woonkamer hangt een olielampje aan de muur, voor het raam hangt een doek. Op de grond zitten een man of tien in een kring. Rustig gaan zij erbij zitten, knikkend naar links en rechts. “Zijn we er allemaal?” vraagt de man die de deur geopend heeft met gedempte stem, om verder te gaan met: “Compañeros, vrienden, laten we beginnen. Vanavond zullen we het hebben over het stichten van een vakbond op onze haciënda. Ik ben blij dat Saturnino Huillca bij ons gekomen is.” Hij kijkt de man die het laatst binnen gekomen is nadrukkelijk aan.
Dan neemt Huillca, een magere Indiaanse boer van een jaar of 45 met een vriendelijk maar vastbesloten gezicht, het woord: “Compañeros, het wordt ook voor jullie de hoogste tijd dat jullie gezamenlijk een vakbond oprichten. Dat hebben al zoveel boeren op zoveel haciënda's gedaan. Jarenlang, wat zeg ik, generaties lang, hebben de landheren ons uitgebuit. Omdat we een snippertje grond in bruikleen hebben, moeten we dag in dag uit voor hen zwoegen, voor niets, zonder dat we er ook maar één centavo voor krijgen. Maar er zijn nu nieuwe wetten aangenomen in Lima, de hoofdstad van ons land. Mensen voor niets voor je laten werken is nu bij wet verboden. Alle boeren hebben het recht om een vakbond op te richten, om voor hun rechten op te komen, zoals die in de wet staan beschreven.”
Er volgt nog een heel gesprek, want de arme boeren geven zich niet gemakkelijk gewonnen. Veel vragen krijgt Huillca naar zich toe: “Heeft hij zelf soms niet maandenlang in de gevangenis gezeten?”, “Is hij soms niet van zijn land gezet?”, “Zijn zijn vrouw en kinderen soms niet mishandeld?” en “Wie helpt ons als we voor de rechtbank moeten komen?” Huillca beantwoordt iedere vraag rustig en zorgvuldig. “Compañeros,” besluit hij, “mijn hart doet pijn als ik zie hoeveel jullie lijden. Jullie hebben helemaal gelijk, het is voor ons een harde strijd om ons recht te krijgen. Maar we moeten hem aangaan, we moeten ons niet langer als beesten laten behandelen, maar als de hardwerkende mensen die wij zijn.”
Dan neemt Huillca afscheid, de deur gaat zachtjes open en daar sluipt hij weg in het donker, opnieuw samen met zijn jongere begeleider. In Lima zijn goede wetten aangenomen, maar hier, op het verre platteland, moet een vakbondsleider als een dief in de nacht komen en gaan.
_______________________
Bron
Huillca: een Peruaanse boer vertelt (1974) van de Peruaanse journalist Hugo Neira Samanez is één lang en aangrijpend interview met een bevlogen Indiaanse boerenleider. Het leest als een roman.
Ga naar:
= de volgende pagina: Het beest - een gehuchtje in Noord-Italië – 1941, verhaal 98.
= de Inhoudsopgave, verhaal 97.