Zuidoost-Nigeria – rond 1910 (1)
'Heb ik soms een geldboom in mijn tuin?'
“Nee, nee en nogmaals nee, ik ga niet naar Efuru”, met een ruk draait Nwabata zich om en gaat met haar gezicht naar de muur liggen. “Maar vrouw, wees nou toch redelijk”, probeert Nwosu voorzichtig, “wat kunnen we anders doen, we hebben toch geld nodig voor het nieuwe seizoen, we moeten toch mensen huren om het land klaar te maken en kleine yams kopen om te poten? Anders hebben we straks geen oogst, helemaal niks.”
Woedend draait Nwabata zich om naar haar man en schreeuwt hem toe: “Jij moest zo nodig feestvieren met je vrienden toen we onze yams verkocht hadden, in plaats van onze lening aan Efuru terug te betalen. Moeten we soms ook onze tweede dochter aan Efuru geven als onderpand? Ik pieker er niet over. Ik ga liever gewoon dood.”
De volgende avond zegt Nwabata haar man dat ze naar Efuru wil. Samen gaan ze op bezoek. Efuru is blij hen te zien. Haar hulp Ogea, de dochter van Nwabata en Nwosu, is helemaal uitgelaten dat haar ouders gekomen zijn. “Het is me ook wat moois”, moppert Efuru goedmoedig, “ik heb jullie in geen eeuwigheid meer gezien. Hé, dat kleintje daar op je rug, is dat nou Idika? Laat me hem eens zien. Kijk, Ogea, je kleine broertje. Wat een schatje, hoe oud is hij nou? Al vier maanden? Nou zie je hoe lang je niet bij me bent geweest.”
Als er een stilte in het gesprek valt, grijpt Nwabata haar kans. “Efuru, kan je ons nog een keer helpen? We hebben geld nodig voor het plantseizoen. We hebben helemaal niks meer.” “Geld nodig?”, reageert Efuru boos, “na de vorige oogst heb je me geen enkele yam gebracht. Je bent me niet eens komen vertellen, dat je niks kon geven om een gedeelte van mijn lening aan jullie terug te betalen. Alles heb ik voor jou, Nwosu, betaald, toen je ziek was. Maar je bent me niet één keer komen bezoeken toen je weer beter was. Denken jullie soms dat ik een geldboom in mijn tuin heb staan?”
Verslagen kijken Nwabata en Nwosu naar de grond. Efuru heeft gelijk, maar een leven in armoede is niet makkelijk. “Hoeveel heb je nodig?”, vraagt Efuru dan tot hun verrassing. “Alles is goed”, zegt Nwabata zacht. “Is tien pond genoeg? Ogea, breng me eens even het kistje uit de slaapkamer.” “Het is omdat ik zo gek ben op Ogea”, zegt Efuru zacht als Ogea de kamer uit is.
Opgewekt, maar zwijgend, lopen Nwabata en Nwosu even later naar huis. Die nacht slapen ze rustig, voor het eerst sinds lange tijd.
_______________________
Bron
Het boek Efuru (1966, geen Nederlandse vertaling) van de Nigeriaanse schrijfster Flora Nwapa gaat over het verdriet een vrouw die geen kinderen kan krijgen. Tegelijkertijd geeft het een beeld van het boerenleven.
Ga naar:
= deel 2, de volgende pagina:
Het ongehoorzame meisje - Zuidoost-Nigeria – rond 1910 (2), verhaal 51.
= de Inhoudsopgave, verhaal 50.