Haïti – rond 1785 (1)
Het gif
Een geheimzinnig gif sluipt rond over de vlakte. Het is begonnen op de boerderij van Monsieur Lenormand de Mézy. Plotseling vielen twee prachtige Franse melkkoeien op de grond; even trokken ze wild met hun poten en toen waren ze dood. Ti Noël, een jonge slaaf die veel van dieren weet, legde zijn meester uit dat koeien uit verre landen zich soms vergissen en gevaarlijke kruiden eten. Later werden ook ander boerderijen getroffen. Niet alleen koeien, maar ook stieren, geiten en paarden stierven plotseling.
Zwarte gieren met kale koppen zitten nu overal in de bomen, klaar om de karkassen open te pikken. Overal zie je donkere rookwolken opstijgen van de grote vuren waarin de dode dieren verbrand worden. Over de hele vlakte hangt de geur van de dood. Maar daar blijft het niet bij. Het gemene vergif dringt nu ook de huizen binnen; de ene na de andere grote boer krijgt krampen en sterft.
In het diepste geheim sluipt Ti Noël 's nachts naar de grot waar zijn goede vriend Mackandal woont. Dat is een enorme zwarte man, een Mandinga uit Guinee, een slaaf die vroeger op zijn boerderij woonde, maar weggelopen is. Hij heeft giftige paddenstoelen verzameld, gedroogd en gemalen. Het poeder mengt hij met een beetje water en deelt dan kleine flesjes met het dodelijke goedje uit aan zijn vertrouwelingen op de verschillende boerderijen in de buurt. “Tref de blanken, dood, wat je doden kan”, fluistert hij hen toe, “en wacht tot de tijd daar is. Ik zal jullie leiden.”
De grote boeren worden steeds wanhopiger. Woedend slaan ze hun slaven met hun zwepen en folteren ze boven een vuur. Totdat uiteindelijk een van hen doorslaat: “Het is de weggelopen slaaf, de Mandinga, Mackandal. Hij is de Meester van het Gif, de Brenger van de Dood.” Alle blanken, van soldaten tot bankiers, kammen nu met troepen honden de bossen uit. Maar tot opluchting van de slaven op de boerderijen vinden ze Mackandal niet. Zelfs na weken speuren niet.
De slaven krijgen een steeds beter humeur. 's Avonds bij de vuren vertellen ze elkaar verhalen over de Mandinga. Dat hij ontsnapt is aan de honden en soldaten, omdat hij zichzelf kan veranderen in welk dier dan ook. “Heb je die pelikaan vanmiddag niet gezien? Wat deed die hier zo ver van de zee?”, zegt de een. “Er zat een prachtige groene hagedis op het platte dak”, vertelt een ander. “Natuurlijk, dat is Mackandal! Hij zoekt ons op, hij blijft bij ons”, antwoordt een derde. Fluisterend voegt Ti Noël er aan toe: “Tot de tijd daar is, zoals hij zo vaak gezegd heeft. Tot de tijd daar is …”
_______________________
Bron
Het koninkrijk van deze wereld (1949) van de Cubaanse schrijver Alejo Carpentier is een levendige roman over het slavenbestaan op Haïti.
Ga naar:
= deel 2: Landmeters - Haïti – rond 1835 (2), verhaal 14.
= de volgende pagina:
Gepofte kastanjes - een dorpje in Berry, Centraal-Frankrijk – rond 1790, verhaal 12.
= de Inhoudsopgave, verhaal 11.