Noorwegen – 1917
Pionier
Eigenlijk komt hier nooit een mens. Er is een smal paadje, dat wel, maar er loopt nauwelijks iemand over. Misschien iemand die van het ene afgelegen dorpje naar het andere moet om familie te bezoeken, of een paar Lappen die een rendier kwijt zijn. Maar verder niet. Toch loopt hier nou al een paar dagen een kleine, gedrongen, gespierde jongeman met een roestbruine baard rond. Hij heet Izaak en is opgewekt. Waarom ook niet? Het bos is hier prachtig, het is lente, de vogels fluiten dat het een lieve lust is, de bergweiden staan vol bloemen en in de verte klatert een beekje.
Deze plek lijkt Izaak wel wat. Dit is niemandsland. Hier woont niemand. Hier zou hij zo een eigen boerderij kunnen beginnen. Er is flink wat bos met brandhout en met voldoende grote, rechte bomen, die hij als balken zou kunnen gebruiken. Het beekje is niet zo breed, maar wel diep en stroomt zo krachtig dat het vast het hele jaar water heeft. Er zijn veel bergweiden in de buurt, zodat hij veel kan hooien, als hij later dieren heeft. De moerassen zijn ook geschikt: niet te zanderig, met voldoende veen. Hij zal ze wel moeten droogleggen. Dat betekent: greppels graven. Veel werk, hard werk. Maar dat bedrukt Izaak niet.
Izaak gaat niet over één nacht ijs. Hij doorkruist het hele terrein en bekijkt en overweegt alles. 's Avonds eet hij wat uit zijn knapzak en slaapt op een rots die nog warm is van de zon. De volgende dag trekt hij nog eens door het hele gebied wat hij op het oog heeft. Ondertussen verzamelt hij een flinke lading boombast om in het dorp te verkopen. Dat is uren lopen. Met het geld dat hij verdiend heeft, koopt hij eten en een spa om greppels te graven. Dan loopt hij uren terug. Hij steekt plaggen en bouwt er een hut van. Nou heeft hij tenminste een droge plek om te slapen als het regent. Morgen zal hij beginnen met greppels graven, zodat het moeras goed kan drogen. Het zal vast een geschikte akker worden.
Als hij 's nachts behaaglijk in zijn pasgebouwde hut ligt, vraagt hij zich af of hij wel een vrouw zal kunnen vinden om samen met hem al het boerderijwerk te doen dat hij in gedachten heeft. Welke vrouw zal op zo'n eenzame, afgelegen plek willen wonen? Maar ja, dit is toch de meest geschikte plek om een mooie boerderij te beginnen. Dan valt Izaak in slaap.
_______________________
Bron
Het boek Hoe het groeide (1917) van de Noorse schrijver Knut Hamsun laat zien hoe een kleine boer en boerin die niets bezitten er in slagen een bloeiende boerderij op te bouwen, al gaat het pad lang niet altijd over rozen. Hamsun beschrijft de verschillen tussen het leven in de stad en op het land en kiest onomwonden voor het laatste.
Ga naar:
= de volgende pagina: Een herder sluit zich aan bij de Roden - steppe in de Donvallei, Zuid-Rusland – 1918 (2), verhaal 61.
= de Inhoudsopgave, verhaal 60.